Vaak wordt het krijgen van een kind en het schrijven van een boek met elkaar vergeleken.
Ik heb twee kinderen gebaard en deze week verscheen mijn tweede boek. Het grootste verschil tussen het een en het ander is dat een pasgeboren baby geen ogenblik uit het gezichtsveld van de moeder verdwijnt. Het hummeltje dat je al die tijd in je lichaam voelde, was nog met onzichtbare banden, die door vele hormonen werden verstevigd, aan jezelf verbonden en de eerste weken was de gedachte meer dan een paar passen van mijn kind verwijderd te zijn een onverdraaglijke gedachte. Terwijl dat verrekte boek, waar je al maanden iedere dag zo intensief mee in de weer was, dat niet in je lichaam groeide, maar dat wel je handelen bepaalde, iedere dag en soms ook tot diep in de nacht, dat heb je moeten afstaan, want het in de wereld brengen, is een taak voor anderen.
Wanneer je je naar de uitgever begeeft om het eerste exemplaar in ontvangst te nemen, verschilt de opwinding niet veel van het in je armen nemen van het kind dat net je lichaam verliet. Ook het boek wordt aan alle kanten bekeken, beroken, gecheckt en in alle mogelijke bewoordingen geprezen. Maar dan is de overeenkomst ook afgelopen. Het boek wordt de wereld ingeschopt en het enige wat je als schrijver te doen staat is rustig afwachten. Dat valt nog niet mee.
De grootste angst is dat het stil blijft. Gevolgd door opwinding, wanneer de verzoeken om interviews binnendruppelen en blijdschap als de bevriende stoottroepen vanuit diverse steden melden dat het boek op indrukwekkende stapels of op zijn minst in stapeltjes aangetroffen wordt op de toonbanken van de boekenwinkels.Het grote wachten is begonnen.
De hormoonfabriek is geschreven en ik leef nu even in gestolde tijd, in de hoop dat mijn jongste kind door de wereld, of laten we nog even bescheiden houden, in elk geval door Nederland, met enthousiasme verwelkomd zal worden. Het geboortefeestje is vrijdag 5 oktober, en zal in de prachtige Nieuwe boekhandel in Amsterdam gevierd worden.