Een buizerd met donkere kop en wit onderkleed zit met zijn rug naar me toe op een baggerberg. Hij richt zijn donkere kop westwaarts. Daar, zo’n tien meter verder zit op een paaltje een tweede buizerd, het bruine verenkleed is op de schouders wit gespikkeld, een witte bef, een burgemeestersketting van dezelfde kleur en een witte buik. Misschien is het een vrouwtje, ze verorbert een prooi. Met haar gele snavel trekt ze een nekje of een pootje aan gort. Zeven kraaien observeren haar vanaf het veld. Af en toe vliegt er eentje op en cirkelt intimiderend dicht rondom haar, tot drie keer toe doet een kraai een uitval en pikt haar in de rug. Altijd van achteren. De laatste keer wankelt ze even, lijkt haar evenwicht te verliezen maar herstelt zich. Na elke aanval heft ze de kop, kijkt om zich heen, maakt zich breed door haar veren op te zetten, blijft zo een tijdje zitten, voordat ze het kennelijk veilig genoeg acht om verder te gaan met haar hapje. Rustig eten is er niet bij in de natuur.Lees verder
Dagboek van een landschap nr. 174: wat kiekendieven doen
8.09 uur: Het land lijkt vandaag ferm en vastbesloten boerenland, functioneel, geen poespas, de rechte tarwevelden kruisen strak met de aardappelvelden, donkergroen op lichtgroen, de bronzen graankleur in de aren staat al bijna op doorbreken. Dit is een land zonder frivoliteiten, waarop het uitbundig en ongepland leven zorgvuldig uitgebannen is door sproeïinstallaties die als monsters met reusachtige tentakels hun weg door het land banen, hier wordt geproduceerd, in doffe stilte, hier dijen knollen ondergronds langzaam uit, de lila bloesem als herauten van hun bestaan, hier reiken volle aren stilletjes naar de hemel, hier houdt het land de adem in. Hier wordt de onbeweeglijkheid alleen maar af en toe verstoord door een zwaluw die wild en vrij de lucht doorsnijdt, een eend die met kromme rug en gebogen vleugels de plas induikt, hier is het wachten op de bruine kiekendief, die ik verborgen weet in het riet en die een nest jongen groot brengt, niet omdat daarachter een winstmodel zit, maar omdat de kiekendief er nu eenmaal is en omdat kiekendieven dat doen, in deze tijd van het jaar.
Mijn grootste vijand
93.Woensdag 8 maart 7.57 uur
Egaal grijze onverzettelijke lucht, waar de zwakke westenwind met geen mogelijkheid tegenop kan.
Een buizerd zit op het paaltje van het hek dat toegang geeft tot het rietland. Er dobberen weer lokeenden op de plas, onbeweeglijk lijken ze vanaf hier. Witte vogels zitten op de oever, alsof ze getuige zijn van een zwemwedstrijd die nog niet begonnen is.
De vinkjes slaan hun slag onvermoeibaar de wereld in.Lees verder
Dagboek: blij om wat ik niet ben.
- Maandag 6 maart 7.44 uur
Na het verkiezingsdebat
Een egaal grijze lucht.
De horizon is versluierd, vage contouren van fabrieksschoorstenen en bobbelige bosjes doemen lusteloos op achter een waterdamperige mist.
Een knobbelzwaan vliegt met krachtige vleugelslag en met een langgestrekte hals met kronkelknik laag over het land naar het oosten, doelbewust, alsof hij ergens op uit is.
De vinkjes, koolmeesjes en merels tieren buiten alsof ze daarmee de grauwigheid verjagen kunnen.
Onverschillig druipen de windvaantjes naar beneden, de takken van de acacia bewegen geen greintje, op de grijze vlakke plas in de verte dobberen wat eenden, eveneens bewegingsloos.
In deze grijze ochtend vibreert de mismoedigheid terwijl de vogeltjes er dapper op los kwinkeleren om de lente op gang te jagenLees verder
Dagboek van een landschap: Escher is hier nooit ver weg
41. Zaterdag 17 dec. 8.47 uur
Vezelig grijs wolkendek. In de grauwe deklaag zijn wolkenvegen en schapenwolkjes te ontdekken. Ik was zojuist even buiten, geen zuchtje wind, het land houdt de adem in. Het heeft iets geheimzinnigst, dit weidse land, zo dicht bij de zee, waarop niets beweegt. Ja toch, nog geen vijftien meter van me vandaan stond een reetje in het wintertarweveld. Hij zag mij, ik keek naar hem, minutenlang keken we elkaar aan, hij klein en grijsbruine vacht, fluwelen oren en donkere ronde ogen en zwarte neus, een wild dier met de kop van een knuffelbeest, en ik, in mijn dunne zwarte pyjama, met daarover mijn donkerrode wollen vest, en dikke sokken in ribsloffen. Voor het reetje misschien een heel merkwaardige verschijning. We bekeken elkaar zonder dat we bewogen. Ook wij waren als levenloos, versteend. Lees verder
Dagboek van een landschap: Baardmannetjes en zo..
33. Dinsdag 29 november, 16.48 uur Net terug van een wandeling naar het rietland. Het vroor licht, de zon hing laag en scheen fel op het riet dat vurig leek te vlammen. In de twee meter hoge halmen, dicht op elkaar groeiend, kon ik door mijn kijker een groep baardmannetjes zien, kleine vogeltjes met lange staarten die zich met hun tengere pootjes aan de stengels klemden en zo heen en weer zwiepten en in de toppen van de halmen klommen terwijl ze zacht ketsende geluidjes maakten. Ik stond niet ver van ze af, ze leken me niet te zien of ze trokken zich niets van me aan. Of zouden ze me zo langzamerhand kennen en als ongevaarlijk beoordelen? De vier patrijzen die direct daarna schreeuwend opstoven waren in elk geval nog niet aan me gewend. Verontwaardig kwetterend verdwenen ze, met gonzende vleugelslag. Lees verder
Dagboek van een landschap: landschapspijn
Voor het schrijven van een nieuw boek verblijf ik sinds begin oktober op het Hogeland van Groningen. Elke dag beschrijf ik, ’s morgens bij het opstaan, wat ik zie als ik uit mijn raam kijk, en ook wat de associaties die ik erbij heb. Dit is mijn 16de dagboekfragment.
16. Zondag 30 oktober 7.58 uur
Wintertijd. De lucht is pastel. Witgrijze wolkenvelden afgewisseld met reepjes blauwe lucht. Hoe verder weg, hoe meer verschillende kleuren, dunnere wolkenflarden, hoe dichter bij het huis, hoe zwaarder en grijzer en dikker de bepakking boven het land hangt.
De knalblauwe tractor rijdt over het voormalig bietenveld, erachter het oranje ploegapparaat met de vogelmessen, scharen genaamd. De trekker wordt bereden door de oude boer met het kalende achterhoofd waarop een zwart bosje haar is achtergebleven. De boer stapt aan de rand van het veld van de trekker af. Met gekromde rug buigt hij zich over de aansluiting van het ploegapparaat op de trekker, draait iets aan en stapt weer op, haalt de ploeg omhoog, draait de trekker en begint aan de volgende vore.
Ik beschrijf nu al bijna drie weken elke morgen wat ik hierbuiten, vlak voor mijn raam zie gebeuren. Ik kijk met onervaren, stadse ogen. Ben geneigd te denken dat ik naar natuur kijk, omdat ik een weidse groene vlakte zie, en bruine klei en een rietkraag, en grazende reeën en buizerds en witte reigers. Maar iemand die is opgegroeid op dit land, ziet wat er niet meer is, mist dat wat er is opgeofferd omdat de economie dat nu eenmaal vereist. Daarnaast realiseer ik me dat elk mens alleen datgene ziet dat hem interesseert. Wat je kent kun je herkennen. Waarvan je geen weet hebt, filter je weg. Lees verder