41. Zaterdag 17 dec. 8.47 uur
Vezelig grijs wolkendek. In de grauwe deklaag zijn wolkenvegen en schapenwolkjes te ontdekken. Ik was zojuist even buiten, geen zuchtje wind, het land houdt de adem in. Het heeft iets geheimzinnigst, dit weidse land, zo dicht bij de zee, waarop niets beweegt. Ja toch, nog geen vijftien meter van me vandaan stond een reetje in het wintertarweveld. Hij zag mij, ik keek naar hem, minutenlang keken we elkaar aan, hij klein en grijsbruine vacht, fluwelen oren en donkere ronde ogen en zwarte neus, een wild dier met de kop van een knuffelbeest, en ik, in mijn dunne zwarte pyjama, met daarover mijn donkerrode wollen vest, en dikke sokken in ribsloffen. Voor het reetje misschien een heel merkwaardige verschijning. We bekeken elkaar zonder dat we bewogen. Ook wij waren als levenloos, versteend. Toen draaide hij zijn kop en galoppeerde in een zacht drafje weg. Daarna verscheen een tweede ree van rechts achter het huis en ook hij liep het tarweveld op. Het was een groot exemplaar, en hij liep mank, zijn linkervoorpoot was stijf. Elke stap die hij deed zag eruit of het pijn deed. Hij zag me niet, hij was gericht op de groene toefjes wintertarwe, snuffelde met zijn snuit tussen de plukjes en strompelde langzaam en ongemakkelijk over het veld in dezelfde richting als waarin de eerste ree verdwenen was.
Het lijkt of het vandaag niet licht wil worden. Het is een kenmerkende donkeredagenvoorkerstmisdag. Alsof de zon het heeft opgegeven, niets van zijn licht dringt door het wolkendek heen en daarmee is het groen, het bruin, het geel in een moedeloze dofheid gedompeld. Het land is veroverd door miljoenen druilerige druppeltjes die met elkaar een sombere mist vormen waarin elk vergezicht verwatert. Het is niet koud, het is niet guur, maar het is ook alles behalve behaaglijk. De kleivoren zijn doordrenkt met vocht, als de zon zou schijnen zouden ze glimmen, nu zijn de toppen van de voren alleen maar lichter dan de diepe insnijdingen zelf.
Gisteren liep ik met F. door het rietland. Ik hoopte hem de baardmannetjes te kunnen laten zien, maar ze leken er niet te zijn. Wel veel eenden; wintertalingen, wilde eenden, toppers, smienten, kuifeenden, die alle bij ons toch ingetogen naderen opschrokken en vanuit het riet opschoten, om in de eigen groep kunstige choreografieën in de lucht te maken. De zon scheen en afhankelijk van hun vliegrichting was er de een na de andere prachtige compositie te zien, het deed me denken aan de houtsnede Dag en nacht van Escher. Hij moet de inspiratie voor zijn werk uit het kijken naar zwermen vogels gehaald hebben. Met iedere zwenking op de thermiek veranderde de gehele zwerm van kleur; wat begon als een zwerm donkere vlinderachtige zwenkende vogels met spitse vleugels, veranderde als bij toverslag in wit gekleurde vlinderachtigen, witte buiken die schitterden in het licht van de zon, vleugels waar het felle licht doorheen leek te schijnen en die deden denken aan libellevleugels. Tot de volgende snelle zwenking en de dag weer nacht werd, het was een aaneenschakeling van wonderbaarlijk mooie metamorfoses.
Toen de smienten opvlogen vlamde het groen van hun vleugels heftig in het zonlicht, het zachte geruis van het vliegen en het ontbreken van een alarmroep droeg bij aan de geheimzinnige sfeer. Een choreografie zonder muziek, de thermiek bepaalde het ritme.
We zagen een buizerd klassiek op een paaltje zitten en bij ons naderen traag en onwillig opvliegen, waarna hij zich, het leek mokkend, met een paar vleugelslagen langzaam over het land naar een volgend paaltje begaf, waar hij verveeld weer ging zitten.
Vijf reetjes stonden in het kleiveld, bevroren silhouetten tegen het felle licht van de zon, hun nekken gedraaid, het zou zo een kersttafereel van porselein kunnen zijn. Soms lijken de uitzichten hier pure kitsch te zijn, maar het is in alle opzichten echt en geen smakeloze imitatie van een geromantiseerde, niet bestaande werkelijkheid.
Nu, op deze grauwe ochtend, vliegt een troep vogels hoog door de lucht. Voor mij, toch nog altijd een vogelleek, te hoog en te ver weg om ze te kunnen herkennen. Ik denk dat het eenden zijn, ze vliegen in een lange rommelige lijn die verandert in een eclips, dan vormen ze een soort vissenfiguur in de lucht. Het voorste troepje vogels dat dicht op elkaar vliegt, een donker propje fladderende massa, houdt vaart in, waardoor een ander stel de koppositie inneemt. Het donkere troepje lijkt op te gaan in de groep vlak na de kop, maar komt daaronder weer tevoorschijn en herneemt dan de koppositie weer. Ik kan snappen dat ze afwisselen, dat doen wielrenners ook, maar ik snap niet zo goed waarom ze zo snel weer terug op kop gaan. Misschien is dit alles nog spielerei en wordt er geoefend voor een eventuele grote trek, als het echt koud gaat worden?
De lucht verandert niet en er is geen wind om de bewolking vooruit te blazen. Het is een grijze dag en dat is het. 9.22 uur