In de Amsterdamse Jordaan zit dood te schaken achter een etalageruit van een antiek winkeltje. Wanneer ik daar langs kom moet ik denken aan wat mijn vader wel eens over mijn opa vertelde.
‘Je grootvader was een verdomd goed schaker, die regelmatig een partijtje speelde met grootmeester Max Euwe.’ Wanneer mijn vader dat vertelde klonk er trots in zijn stem.
Omdat ik mijn vader net begraven heb, kom ik overal verwijzingen naar hem tegen. Ik stap van mijn fiets, ga het winkeltje binnen, en vraag of ik een foto mag maken. Dan vertel ik de verkoper dat de begrafenis van mijn vader nog vers is en waarom zijn stilleven me heeft doen stoppen.
‘Tja,’ zegt de man. ‘Ik heb dat skelet uit Frankrijk meegenomen. Het is niet eens antiek, puur plastic, maar toen ik het vond zag ik meteen voor me, dit plaatje in m’n etalage. Het is grappig wat voor verhalen het bij mensen oproept. Er is al een vrouw binnen geweest, een, hoe noem je zo iemand nou, ja, zo iemand die met botten werkt. Ja, een manueel therapeut. die wilde het skelet wel om haar patiënten uit te leggen met welke botten ze aan de slag gaat.
Ikzelf heb mijn vader vijftien jaar geleden begraven. Hij heeft gewacht met sterven, totdat ik van een verre reis terug kwam. Pas toen ik er was, is hij doodgegaan. En weet je wat? Dat heeft me zo goed gedaan, dat hij voor één keer rekening met me heeft gehouden. Alles wat daarvoor zo pijnlijk is geweest, het je nooit erkend weten, nooit gezien worden, het was in een klap over. Mooi is dat, vind je niet?’
Ja, het is mooi dat een vader in zijn laatste uur nog zoveel goed kan maken.
We wensen elkaar een mooie dag toe.