Elf juli is een memorabele dag. Voor de weduwen van Screbrenica is het de zwarte dag waarop hun mannen en zonen onder het toeziend oog van Nederlandse Dutchbat-soldaten werden afgevoerd. Het uitdrukkelijk verzoek van de nabestaanden om de WK-finale niet te laten samenvallen met de herdenking van dit drama werd door de FIFA genegeerd. En dus is het ook de dag van de verloren finale. Verloren? Dat lijkt niet echt doorgedrongen tot de hoofden van de meeste Nederlanders, die uit hun dak gingen als nooit tevoren. Het Nederlandse volk lijkt steeds minder in staat teleurstelling en verlies te incasseren.
Daags na het volksfeest fiets ik langs een kantoorpand aan de Apollolaan. Daar schreeuwt een spandoek in kapitalen: ‘Het gebouw waar John Lennon op uitkeek, is eindelijk weer te huur.’
Een blije boodschap, refererend aan de tijd waarin het Vondelpark veranderde in een hippiecamping, waar rondom de speakerscorner gediscussieerd werd over seks, het witte-fietsen-plan en Afghanistan, het land dat toen bekend stond als leverancier van de beste hasj. Midden in de jaren dat Amsterdam het centrum van de vrije wereld was verschenen als toefje op de taart in de zomer van 1969 John en Yoko in de stad. Vanaf elf juli hielden zij zeven dagen en nachten in kamer 902 hun ‘bed-for-peace’ actie, bij wijze van huwelijksreis. De hele internationale pers verzamelde zich aan het voeteneind van hun dubbletwinmultisizegigabed waar meneer en mevrouw Lennon hun boodschap van liefde, vrede en lang haar predikten. Ik stond als minihippie buiten temidden van een schare fans en was nog nooit zo dicht bij een idool geweest.
De tekst aan het spandoek op de Apollolaan zou ook anders kunnen zijn, bedenk ik terwijl ik doorfiets. ‘Het kantoorpand waar Herman Brood op uitkeek, voordat hij van het Hilton-dak zijn dood tegemoet sprong, is weer te huur’ is tenslotte even waar. Het zal wel minder verkopen. Blije boodschappen doen het beter in deze tijd.
Die elfde juli 2001, op de dag af tien jaar voor de gênante vertoning in Kaapstad, vloog Herman Brood zijn leven uit, met een duizelingwekkende sprong. En tien jaar en twee dagen later viert Nederland feest alsof we wereldkampioen zijn geworden. Misschien dat we daarmee gehoor hebben gegeven aan Hermans laatste wens. Want in zijn broekzak zat immers het briefje waarop stond: ‘Maak er nog een groot feest van.’ Dat hebben we gedaan, volkomen misplaatst maar o zo vrolijk, tien jaar na de duikvlucht van één van de laatste vertegenwoordigers van het wilde jaren-zestig leven, op elf juli, terwijl in Screbrenica de doden opnieuw begraven werden.