Een van de buren is op een tussentijdse vakantie. Daarom ben ik nu de vissenvoedster, die twee keer daags de beestjes van een vleugje vissenvoer voorziet en voor hen beslist wanneer het dag en nacht wordt, door als oppergod de stekker waarmee het licht geregeld wordt erin te stoppen of eruit te trekken. Nooit eerder heb ik me beziggehouden met het fenomeen vis, anders dan via de viswijzer die ik in mijn portemonnee heb, om op de zeldzame momenten dat ik boodschappen doe er verzekerd van te zijn dat de door mij gekochte zee- of rivierbeesten niet tot een bedreigde soort behoren.
Het gaat in de kleine onderwaterwereld waarvoor ik nu verantwoordelijk ben om vijf tropische visjes in een rechthoekig aquarium waarin een pomp een lamp en een aantal waterplantjes een natuurlijke habitat moeten suggereren. Vier mannetjes, herkenbaar aan hun kleurrijke staarten en een vrouwtje, een plomp grijsachtig beestje, dat me, na een paar dagen van observatie, met steeds groter medelijden vervuld. Het wijfje wordt geen moment rust gegund. De mannetjes houden er een straf schema op na en belagen haar de hele dag. Geen moment zwieperen er niet twee of drie met hun staarten en vinnen rondom haar hoofdje, happen naar haar oogjes en schubben, ze maken haar het eten onmogelijk en belemmeren de wanhopige pogingen die ze doet om een schuilplaats achter de pomp of het iele plantje te vinden. Een kantoor vol hitsige kerels rondom een vrouw is er niets bij. Vluchten kan ze niet.
De moeder des huizes heeft me voor vertrek verzekerd dat na de vakantie een paar van die opdringerige mannetjes geruild gaan worden met een paar vrouwtjes uit een bevriend aquarium, maar de week die dit arme beestje nog van dat heugelijke moment scheidt, lijkt me ondraaglijk. Vergeleken met de Eurocrisis, de slachtpartijen in Syrië en het al dan niet doorgaan van de Elfstedentocht gaat het hier om klein leed, dat weet ik ook wel. Maar dit leed speelt zich wel dagelijks onder mijn ogen af en mijn empathie met de vrouwtjesvis is groot. Dag en nacht vier hitsige mannetjes om en aan je te hebben; wellicht is het de droom van vele vrouwen, mij lijkt het een nachtmerrie. Vooral de onmogelijkheid eraan te ontkomen, het is het toppunt van claustrofobie.
Mijn zoon herinnerde me eraan dat vissen geen geheugen hebben en dat maakt het lijden van het beestje misschien iets minder groot. Toch zou ik haar een grot gunnen, met een afsluitbaar deurtje waarvan zij de sleutel heeft. Opdat zij zelf bepaald wanneer en wanneer ze een van de enthousiaste heethoofdige koudbloedigen bij haar toe wil laten.