Mijn besluit was genomen. Ooit ben ik eerder een tijd gestopt met drinken, jaren geleden. Na twaalf maanden onthouding begon ik weer met af en toe zo’n heerlijk glaasje godendrank (zo’n glaasje heeft vaak de vorm van een enorme bel, maar dat terzijde). Het ging een paar weken perfect, maar verrassend snel zat ik weer aan mijn gewoonte van twee, drie glazen wijn per dag. Ergens las ik dat een verslaafde, aangemeld bij de AAA, pas na twee jaar onthouding zijn medaille krijgt, kennelijk kost het zo lang om ingesleten gedrag af te leren.
Dus nam in een rigoureus besluit. Ik ging stoppen met alcohol, niet een maand, niet een jaar, twee jaar minimaal. En die twee jaar zei ik alleen maar om het wat minder definitief te maken, want ik wist heus wel dat een verslaafde in de krochten van zijn ziel altijd verslaafd blijft en de enige remedie is om voorgoed van het verleidelijke spul af te blijven.
Het was begin februari 2016 toen ik stopte, de goede voornemens van het nieuwe jaar waren in de eerste maand samen met de laffe natte sneeuw weggedropen, dat minimaliseren van de drank lukte me niet.
Vanaf de eerste dag dat ik stopte, 8 februari, vertelde ik iedereen dat ik gestopt was met drinken. Ik ben een vrouw die haar trots koestert en hoe moeilijk het ook was om die dagelijkse portie wijn te laten staan, nog erger dan niet drinken was voor mij de gedachte dat de mensen om mij heen, zij die me lief zijn, zouden zien dat ik zo verslaafd was, dat ik mijn zo serieus uitgesproken voornemen om niet meer te drinken, niet waar zou kunnen maken. En stiekem gaan drinken, zij die ik lief heb en mezelf bedriegen, nee, dat heb ik nooit gedaan.
Het tweede wat ik deed, een tip van de site van de Jellinekkliniek, was stilstaan bij de risicovolle momenten in mijn leven en daar een plan voor maken. In welke situaties dreigde ik te zwichten voor de nectar? Aanvankelijk was elke middag 17.30 uur een moment vol risico, waarbij de drang, de drift zich zeurend, jengelend, hunkerend aandiende en die ik begroette met een vilein: daar ben je weer, kreng en vervolgens dat hunkerkreng dapper te lijf ging met het kopje thee of spa of tomatensap. Mijn stemming daarbij was een combinatie van trots, omdat ik niet zwichtte, vermengd met lichte walging, want mijn toekomst strekte zich voor me uit als een vreugdeloos moeras, een poel van saaiheid en braafheid en gelijkmatigheid. Het was rouw, pure rouw, het was de pijn van het afscheid, het voorgoed afstand doen van het genot, van de lichte roes, van de extra kleur die alcohol aan het eten, het samenzijn met anderen, aan het leven zelf gaf.
Ik ontdekte dat de hunkering naar drank bij mij deels samenging met trek krijgen en dat het hielp om iets te eten, de trek te lijf te gaan, zeker voordat ik afreisde naar een risicovolle onderneming als een borrel, een boekpresentatie, een etentje waarbij het eten nog lang niet op tafel zou worden gezet. Al die momenten die beginnen op dat verrekte uur, dat moment dat de drang, de drift, de hunkering op zijn sterkst is.
Ik wist dat het belangrijk was me vooraf te realiseren dat het moeilijke momenten zouden zijn en dat dat niet erg was, dat het smachten na een half uur voorbij ging. Ik wist en hield me zelf voor dat als ik me dat halve uur maar tot spa beperkte ik mezelf alweer een dag gered had. Dag na dag, zo doe je dat, met afscheid nemen, met rouw.
En het hielp ook daar, bij al die etentjes en presentaties zodra me drank werd aangeboden, te verkondigen dat ik niet meer dronk. Trots is voor mij een belangrijke motor tot verandering gebleken.
Volgende keer: Hoe kwam ik alcoholoos het Boekenbal door? En is het dan nog leuk…?