Als we niet oppassen verzuipen we nog eens in de tsunami van meningen en de daarmee gepaard gaande emoties, die huizenhoog oplopen, hoger dan de hoogste schoorsteen van ons land.
De bijbehorende verontwaardiging doet alle feestelijkheid verbleken, wat in dit verband ook een beladen term is.
Ik moet bij alle discussie soms aan Marilva denken.
Het was 1985. Ik werkte aan een spelproject voor kleuters en deed onderzoek op een basisschool in Amsterdam-oost.
Marilva en ik zaten in een stil hoekje van de klas. We deden samen een puzzeltje.
Ze was een tenger en stil meisje met een hoofd vol gevlochten haar; kleine vlechtjes met kraaltjes erin.
Ik vroeg wat ze wilde worden, later, als ze groot was.
Ze keek op van de puzzel en antwoordde: ‘Ik wil wit worden.’
Ik schrok. ‘Waarom?’
‘Dat is beter,’ zei ze.
Ik zweeg en zag opeens de wereld door haar ogen.
Geen wit kind te bekennen. De klas van Marilva bestond uit een mix van kinderen wier ouders uit Turkije, Marokko, Suriname, Ghana, Egypte, en andere zuidelijke landen kwamen. De meeste van hen spraken gebrekkig Nederlands en hadden geen of slecht betaald werk. De leiding van de school en de leerkrachten waren wit, terwijl zwarte schoonmakers na schooltijd de wc’s en gangen sopten. In de leeshoek waren vooral boekjes te vinden waarin witte kinderen, in een witte wereld, bestaande uit vrolijke gezinnen met aanwezige vaders en grappige moeders en groene tuinen en spannende speelzolders en koffers vol verkleedkleren, leuke avonturen beleefden die altijd goed afliepen. Gezinnen waarin er nooit sprake leek van armoede, verslaving of mishandeling. De straat waarin de school stond was smal en donker, vol auto’s en fietswrakken, en de huizen hadden rottende raamkozijnen en lekkende daken en vloeren waardoor je de ruzies van de buren woordelijk kon volgen. Als Marilva naar de tv keek zag ze programma’s met witte succesvolle mensen. Als er een zwarte man opdook, was hij altijd de dief. En een keer per jaar kwam de goedheiligman met zijn zwarte knechten.
Ik keek Marilva aan en zei dat ze prachtig was, mooi en slim. En goed zoals ze was.
Ze pakte een puzzelstukje en legde het op de juiste plek.
‘Nu jij’, zei ze. Dat was vijfendertig jaar geleden.
Inmiddels moet Marilva vijfendertig jaar zijn.
Hoe zou het met haar zijn?