Als atheïst heb ik doorgaans een aversie tegen alles wat er in een kerk gezegd en gedaan wordt, maar er is een uitzondering, en dat is de Matthäus door de Bachvereniging in de grote kerk van Naarden. Het moet in Naarden, vanwege dat kerkorgel en de akoestiek. En omdat het lijdensverhaal dat zich voor ons ontrolt geschilderd staat op de houten dakpanelen, en omdat als het begint het zonlicht door de ramen op het orkest, het publiek en de muren schijnt en het licht dan langzaam afneemt tot het net zo donker is als het verhaal dat gezongen en gespeeld wordt.
Ik ken geen andere muziek die drie uur lang ontroert en zo rechtstreeks bij mij binnenkomt, en in me jankt, verzacht en verzoent. Muziek waarna het heel stil wordt, in de kerk en in mij.
Stephan MacLeod was de dirigent, maar ook een van de bassen, zowel solist als onderdeel van het koor. Hij dirigeerde terwijl hij tussen het orkest en de koorleden in stond, met het gezicht naar de zaal, dan weer met de rug ernaar toe, aan de ene of de andere kant van het toneel. En soms dirigeerde hij niet en stond met de armen over elkaar en luisterde en keek. Het schijnt dat dirigenten dat in de tijd van Bach nooit alleen dirigeerde, maar altijd meezongen of speelden.
Het is een droom van een voorstelling, er schijnen nog een paar kaarten te zijn, voor vandaag en voor morgen. Een prachtervaring, en ja, het versterkt het geloof. Het geloof in de muziek en het geloof in mensen die zoiets moois weten voort te brengen. Dank aan de musici en de Nederlandse Bachvereniging.