Ik reis graag, maar ben liever geen toerist.
Toerist zijn betekent voor mij alsof je met een prachtig boek in de handen staat, er door heen mag bladeren, maar het niet mee kunt nemen om de tekst te lezen.
Een toerist is iemand die flarden van muziek hoort, klanken die verwaaien voordat je werkelijk hebt kunnen luisteren.
Daarom houd ik ervan te reizen met een opdracht.
Twee van de personages die een belangrijke rol spelen in mijn nieuwe boek De hormoonfabriek verblijven op verschillende tijdstippen in New York. Een uitgelezen reden om op onderzoek uit te gaan. Te speuren naar sporen van levens die weliswaar ontsproten zijn aan mijn fantasie, maar geworteld in de geschiedenis van deze stad.
Waar zou een jonge vrouw die in 1946 vlucht voor het leven dat achter haar ligt en door emigratie de banden los wil snijden met het land dat haar uitleverden aan de nazi’s, terecht zijn gekomen? Is ze aangekomen op Ellis Island, heeft ze daar hulp gekregen van de HIAS, de organisatie die berooide vluchtelingen hielp een leven op te bouwen, in bijvoorbeeld Brooklyn, Crowns Heights? Zou ze neergestreken zijn in de wijk waar op zaterdag de sfeer heerst van een Poolse sjtetl uit 1920? Of is het waarschijnlijker dat ze terecht is gekomen in de East Bronx, tussen de politiek radicale sjacheraars?
En mijn hoofdpersoon, die in 1958 voor zaken in deze geweldige metropool was en als uitvalsbasis de Waldoff Astoria had gekozen, want het was hem in zijn leven goed gegaan.
Zou hij ’s avonds zijn gaan dansen in de ballroom van het hotel, rechtstreeks onder de sterrenhemel omdat daar op warme zomeravonden het dak werd opengeschoven? Was hij een liefhebber van dit ‘Dancing under the stars’ of ging hij liever naar de Savoy Ballroom, Up-town in Harlem, en was hij daar een vreemde eend in de bijt tussen de zwarte clientèle? Maar misschien prefereerde hij toch Miles Davis of Gillespie, die in een donkere en rokerige kroeg in de Village te vinden waren?
Niets heerlijks dan, gewapend met vragen een stad te verkennen en zo als een detective de gangen van je personages na te gaan. Wat zouden zij gedaan hebben, die figuren in het verhaal dat in je eigen hoofd steeds meer vorm aanneemt en van fictie verandert in een mogelijke werkelijkheid.
Om tenslotte in gesprekken met mensen en in die geweldige archieven de feiten te verzamelen die in de fysieke stad alleen nog aanwezig zijn in hier en daar een vervaald opschrift, een straatnaam, of een nostalgische fotowand in een café.
Ik hou van reizen met een opdracht en van het zoeken naar verhalen, die overal te vinden zijn.