Mijn linker schouder is blauw en beurs. Twee dagen geleden rustte op mijn schouder de ‘joodse eco-kist,’ waarin mijn vader lag. Hij is zesennegentig jaar en een dag geworden.
Mijn vader stierf afgelopen dinsdagmorgen, om 00.20 uur, voor de tweede keer. De eerste keer was vijfenzestig jaar geleden. Hij lag als verhongerde gevangene van het concentratiekamp Bergen-belsen in een trein, waarin 2500 zieke en stervende mensen kriskras door Duitsland werden vervoerd. Ze waren gevangenen van de SS, die trachtten aan zowel de geallieerde legers als aan de mannen van Stalin te ontsnappen en dachten met een trein vol stervende mensen nog iets te onderhandelen te hebben.
Toen ik een kind was vertelde mijn vader soms dat sterven het eenzaamste is, wat een mens kan overkomen, want je hebt geen energie meer om nog contact met de buitenwereld te houden. ‘Tenslotte had ik niet meer de kracht nog te ademen. Ik rochelde alleen nog maar’ zei hij tegen me. ‘Toen ik mijn arm niet meer op kon tillen, wist ik dat ik niet meer dan twee dagen te leven had.’ Het waren de Russen die mijn vader voor de poorten van de dood weggristen en hem het leven weer inschopten.
Er zijn weinig mensen die hun dood twee keer beleven.
Toen ik maandagmiddag, de dag voor hij doodging, naast hem zat, rochelde hij. Hij was niet meer bereikbaar, kon niet meer praten, hoewel zijn mond soms probeerde woorden te vormen en hij met fronsen van zijn voorhoofd soms reageerde op een zin die ik sprak. En de hele middag hief hij keer na keer zijn arm omhoog, en liet hem daarna weer krachteloos vallen. Ik denk dat hij zichzelf wilde bewijzen, dat hij nog meer dan twee dagen te gaan had.
Hoewel hij nu helemaal niet verhongerd was, en dus minder zwak zou moeten zijn dan ‘de eerste keer dat hij stierf,’ en hoewel hij die middag nog met kracht mijn hand had weggeslagen, toen ik probeerde iets aan zijn kleding te veranderen, en hoewel hij zijn arm nog keer op keer de lucht had ingestoken, is hij die nacht gestorven. Verlost uit een leven, waarin hij al zoveel eerder zijn autonomie had moeten opgeven.
Het past wel, vind ik, dat je twee dagen na de begrafenis nog fysiek voelt waar de kist op je schouders drukte. Het herinnert me aan mijn vader. Aan het verdriet over het afscheid en aan de opluchting, omdat hij niet langer onder zijn ouderdom hoeft te lijden. Met zwarte touwen lieten we hem zakken in een tweepersoonsgraf onder de eeuwenoude bomen van begraafplaats Zorgvlied. De pijn in mijn schouder wordt elke dag minder. En herinneringen aan hem vullen de ruimte op, waarin ongerustheid niet langer nodig is.