Ik was de afgelopen weken in de gelukkige omstandigheid vakantie te houden op een plek, waar niets anders te horen was dan het geluid dat wij, familie en vrienden, voortbrachten. Daarnaast hoorde je soms de wind, die door de bomen ruiste. Iedere middag verschenen twee of drie buizerds, die met hun kenmerkende Pieeeuuuw kenbaar maakten dat ze op jacht waren. Verder was het stil. De rust werd nog versterkt door het gebrek aan bereik. Geen telefoon, geen internet, geen televisie of zelfs radio. Deze tegenwoordige unieke onstandigheid bood alle ruimte voor meditatieve activiteiten zoals het verslinden van boeken, het bespreken van onze dagelijkse, tamelijk gelukzalige toestand en de zorgelijke ontwikkelingen in de wereld, het verpozen in het zwembad en het tot ons nemen van vers en zongerijpt voedsel, dat met veel knoflook en olijfolie werd bereid, meestal door mijn lief, de meesterkok. De overheerlijke wijn tenslotte vervolmaakte deze idylle.
Tot op een vroege morgen de stilte werd verbroken door een oorverdovend geblaf van een, nee twee, nee drie honden. Door het raam kijkend en om het huis lopend waren ze niet te zien. Het opdringende geluid hield niet op, in tegendeel, het werd steeds harder en kwam dichterbij, totdat op een gegeven moment de roedel ergens in de directe omgeving tot stilstand moest zijn gekomen, te horen aan het constante geblaf dat onze stilte bleef doorbreken. Na de eerste koffie ging ik op onderzoek uit. Ik beklom de berg, waar het geluid van de misschien wel wilde dieren vandaan kwam. Boven werd het pad versperd door een hoog hek. Daar zag ik de oorzaak van het tumult.
Pal achter het hek stond een reusachtig wild zwijn, zwart, dik en met een enorme lange stompe neus, waarmee ze in betere tijden misschien de heerlijkste truffels wist op te graven. Maar nu had ze andere zorgen. Haar jong, klein, bruin en nog onbehaard, verstopte zich achter haar voor de drie jachthonden, die hen in deze hoek hadden gedreven maar verder ook niet wisten wat ze met de buit aan moesten, omdat er kennelijk nergens in de omtrek een jager was die het karwei af kon maken. Zo hadden drijvers en prooi zichzelf urenlang in de tang gehouden: moeder en kind tegen het hek, de drie honden in een ruime cirkel om hen heen. Even stonden zwijn en ik oog in oog met elkaar. Toen besloot het in het nauw gejaagde beest dat drie jachthonden te verkiezen waren boven een lang, roodharig vrouwmens in bikini-topje en huppelrokje achter een hek. Het beest knorde vervaarlijk, naar mij, niet naar de jachthonden, en waggelde in een voor haar ongetwijfeld snel tempo recht op de jachthonden af, die verschrikt door de plotseling gewijzigde omstandigheden ruimte voor haar maakten. Ze verdween in de struiken, het jong wiegelde achter haar aan. De drie jachthonden verdwenen blaffend achter hen in de bosjes, en waren snel buiten gehoorsafstand.
Vanaf dat moment was het weer stil.
Tijd voor een duik in het zwembad, om daarna snel door te lezen in Retour Palermo van Philip Snijder.