Vorige week trad ik op op Landgoed Heereberg, in Cadier en Keer. Richard Reinders en José de Goede beheren het landgoed, waarop zich tijdens de bezetting veel heeft afgespeeld. Dit jaar, vijfenzeventig jaar na de bevrijding, organiseren ze verschillende activiteiten, waarmee het einde van de bezetting herdacht wordt. Ik mocht de aftrap van dat programma doen met een lezing naar aanleiding van mijn debuut: Verplicht gelukkig, portret van een familie, waarvan net een vierde druk is verschenen, en begon mijn optreden met het volgende gedicht:
MARGRATEN
Om de hoek
8.291 jongemannen.
Doder dan een grijsaard ooit kan zijn.
8.291 levens
net de wereld in geblazen.
De landkaart van hun brein nauwelijks ontgonnen.
Hoogstens één gestolen nacht van liefde,
vlak voor het onherroepelijk vertrek.
Met geschonden meisjeseer is de heldhaftigheid betaald.
8.291 gemankeerde moeders.
Hun vroegere vreugde opgeknoopt
aan de linten van de medailles die hen per post bereikten.
En vaders die zich pantserden
met vijfenveertig procent vocht
en te luide stem.
De levenslange verplichting van de broertjes,
om het onomkeerbare teniet te doen.
De eeuwige schaamte van de zusjes,
dat ze nooit een held zullen zijn.
8.291 levens
gesmoord in mergel, zand en klei.
Een veelvoud daarvan,
voorgoed verkruimeld, verschraald en bezakt.
De grond bedekt
om het even wat.