Ik zit in mijn huisje in Noord-Groningen aan mijn bureau en kijk uit op kilometers kleiland. In de verte slingert de maar, omzoomd door riet en het rietland, daar is de plas, rustplaats voor vogels. Ik kijk op van mijn beeldscherm, zoekend naar een woord en starend naar de grauwe lucht, schrijven is veel staren.
Ik zie een lichte beweging op de grijze kleihopen. Eerst denk ik dat ik me vergis, maar als ik scherper kijk, zie ik eerst een, dan nog een, en dan een steeds grotere groep vogels die is neergestreken op de akker.
Het grote plezier van goed kijken, en een gevaar voor het vorderen van je roman, is dat je steeds meer gaat zien. Waar eerst alleen maar klei was, zie ik nu een wirwar van blauwgrijze kopjes, bruingrijze ruggen en donkere staarten. Ik ontdek knalrode flanken en oranjegele borstveren, daarboven een veren patroon van lichte en donkere strepen. Bruingele kopjes met markante wenkbrauw en mondstreep. Steeds meer wordt er zichtbaar. Eerst herken ik de koperwieken, daarna zie ik er ook kramsvogels tussen. Het is een wirwar van subtiele kunstwerkjes op pootjes, driftig aan het pikken in de grijze hompen. Het zijn niet meer dan een soort lijsters, maar god wat zijn ze mooi.
Dat zoiets in zulke groten getale zomaar rondvliegt door de grauwe winterlucht. Daar wordt een mens, neergedrukt door het verraad van Groningen, door pandemie, onverschilligheid over het lot van kunstenaars, en het gebrek aan mogelijkheid om theater, bioscoop en museum te bezoeken, weer wat lichter van. Zelfs op deze grijze dag valt er iets te genieten.
En opeens, waarschijnlijk vanwege een door mij vanaf mijn bureaustoel onopgemerkt gevaar, een kraai of een buizerd wellicht, fladderen ze allemaal tegelijkertijd omhoog. De lucht vult zich met wit gestreepte ondervleugels, een en al beweging in het verder roerloze land.
En weg zijn ze.
Daarom werk ik hier zo graag.
Het uitzicht op de in de winter doodse akker vol vette grauwe klei, boven een eindeloze grijze lucht.
Iedere morgen de zompige tocht door de klei.
En altijd liggen er verrassingen op de loer.
Maar alleen als je heel goed kijkt.
Gelukkig moet ik vaak nadenken als ik schrijf.