Tja, de champagne is op. Het huiselijke feest waarop gevierd werd dat moeders veranderd is in een heuse debutante is gevierd. En dan moet er weer gewerkt worden. Het manuscript, dat tot nu toe zo lekker vrijblijvend een boek in wording was, zonder enige verplichting, moet nu veranderen in een definitieve eerste versie, die over een paar weken wordt ingeleverd. Zo staat het in het contract, het ‘model debutantencontract’, opgesteld door de Vereniging van Schrijvers en vertalers, en overgenomen door de uitgever. Want beter kan het altijd en beter moet het. Dus moet er gedisciplineerd gesleuteld, ingekort, uitgebreid, herschikt en een nieuwe titel bedacht.
Wat is de titel een moeilijk ding. Ik.had een hele mooie, dacht ik. Wat zeg ik, ik heb al zoveel mooie titels gehad. De Spraakmaker was de laatste. Leuk, vond de redacteur, maar alleen als je het boek al gelezen hebt. Anders zegt het te weinig. En bovendien slaat De spraakmaker alleen op de vader en niet op de ik-figuur. Afgevoerd dus.
Zware lucht, was mijn allereerste titel. Maar dat schijnt niet te verkopen in deze tijden, waarin alles luchtig en vrolijk moet zijn, hoewel de werkelijkheid alles behalve dat is.
Ik denk de hele dag over titels na. Knielen op een bed violen, Publieke werken, Godenslaap, Kleine dagen, Schaduwkind, Boven is het stil, om maar eens een paar titels te noemen waarachter prachtige boeken schuilgaan. Maar weet je dat op het moment dat je die titel hoort? Nee toch?
Naast mijn manuscript staat op mijn computer het document: ‘mogelijke titels’ de hele dag open. Twee Aviertjes vol heb ik al. Geen idee of DE titel erbij staat. Ik vind ze allemaal prachtig…maar als je er over doordenkt, zit overal wel een maar aan.
Het is net als een kind krijgen. Ik ben zwanger van een titel. Ik weet dat die erin zit, maar hoe hij (want titel is een mannetje) eruit gaat zien, daar heb ik nog geen idee van. Een ding weet ik zeker: over een maand, maximaal twee, is de titel van mijn boek geboren. Dan gaan we weer een feestje bouwen!