De kinderen praten niet meer.
Is de kop boven een artikel van Artsen zonder Grenzen, waarin de omstandigheden in kamp Moria beschreven worden.
De kinderen praten niet meer. ‘Om blijvende psychologische schade te voorkomen, moeten deze kinderen onmiddellijk uit het Moria-kamp, van Lesbos af, worden weggehaald.’
De kinderen praten niet meer. Zullen we dit zinnetje nu eens voor de verandering wel tot ons door laten dringen?
Kinderen zijn altijd op zoek naar manieren om te communiceren, om in contact te komen met de wereld om hen heen. Kinderen zijn van nature onderzoekers, die willen kennis maken, willen weten, willen leren. Dat zit hen in het bloed. Maar de kinderen van kamp Moria zijn gestopt met praten. Het gaat niet om kinderen met een spraakstoornis. Het gaat om ooit gezonde kinderen, die zijn opgehouden met spreken.
Misschien willen de kinderen geen woorden meer geven aan de nachtmerries, de angsten, de trauma’s die elke dag alleen maar groeien. Misschien is voor hen elk woord een directe verwijzing naar gruwelijkheden uit het verleden en het heden. Misschien zijn de woorden verzopen in hun verdriet. Of in hun woede. Misschien is de verwarring in hen zo groot, dat er geen woorden voor bestaan.
Misschien zwijgen de kinderen, omdat ze daarmee hetzelfde doen als wij, de inwoners van Europa. De kinderen die gevlucht zijn voor oorlog en geweld, die na angstige overtocht over de Middellandse zee, gedumpt zijn in een van de overvolle kampen, hebben moeten ervaren dat wij, burgers van het rijke continent, zwijgen over de erbarmelijke omstandigheden waarin zij nu al jaren moeten verkeren. We zwijgen terwijl ze verpieteren, lijdend in hun lekkende tenten tussen de smerigheid, en gevaar lopen op blijvende psychische schade.
Rebecca Solnit schreef een indrukwekkend essay: Een korte geschiedenis van het zwijgen. (Uit: The mother of All Questions, 2017 nederlandse vertaling De moeder aller vragen bij uitgeverij Podium). Ze kenschets zwijgen als dat wat wordt opgelegd, tegenover stilte dat een toestand is die wordt gewenst. Ze haalt in haar essay David Morris aan, die in zijn boek The evil hours opmerkt dat slachtoffers van verkrachting en soldaten veel gemeen hebben. ‘Een trauma’, zo schrijft hij, ‘verstoort het levensverhaal omdat het het geheugen versplintert tot scherven die niet als een geloofwaardig verhaal herkend worden, soms zelfs niet door de verteller.’
Ik zou me kunnen voorstellen dat bij deze soms zeer jonge kinderen, die nog maar amper met hun levensverhaal zijn begonnen, geen aanknopingspunten meer hebben voor wat voor verhaal dan ook. Een jarenlang verblijf in het voorportaal van Europa, dat een fuik blijkt te zijn, laat op den duur geen ruimte meer voor hoop. Zelfs niet bij kinderen, die toch bij uitstek en uit noodzaak veerkrachtig zijn. Ik kan me voorstellen dat een kind zwijgt omdat het alle hoop om ooit nog uit de hel van Moria te komen, om ooit in een menswaardig bestaan te belanden, om ooit nog een toekomst tegemoet te kunnen zien, verloren heeft. Wat voor tekst is er voor een kind zonder hoop?
Op 4 mei herdenken we de uitroeiing van 6 miljoen Joodse slachtoffers van de grootste genocide die ooit heeft plaatsgevonden. Het had een bijzondere herdenking moeten worden, want vijfenzeventig jaar is niet zomaar een getal. Nu grootschalige herdenkingen niet mogelijk zijn, is er misschien ruimte in Europa om in plaats van krokodillentranen te vergieten, een grootst gebaar te maken. Niet alleen de kinderen, maar wij allen zouden daarmee gebaat zijn, omdat ik er zeker van ben dat we allemaal lijden onder het voortdurend wegkijken.
Een veel aangehaald, dikwijls misplaatst citaat uit de Talmoed is: God schiep Adam, wiens nakomelingen de hele wereld bevolken, om ons te leren dat hij die één menselijk wezen redt, de hele wereld redt; en hij die deel heeft aan de ondergang van één enkel wezen, is gelijk iemand die de ondergang van de hele mensheid bewerkstelligt.
Laten we ter ere van Dodenherdenking en Bevrijdingsdag een daad stellen, een begin maken met het herstellen van de medemenselijkheid. Ankie Broekers-Knol, de gemeentes zijn er klaar voor. Vijfhonderd verweesde kinderen, zijn beroofd van hun hoop en hebben het woord afgezworen. Laat hen toe, als een bescheiden begin.
En voor de rest van ons: doneer aan Artsen zonder Grenzen. Omdat die hun stinkende best doen om in al die ellende nog enige humanitaire hulp te brengen. Daarmee kunnen ze de kinderen misschien niet weer aan het praten krijgen, want daarvoor is veilige huisvesting, scholing, therapie en vooral liefdevolle opvang nodig. Maar wat ze wel kunnen doen is weer een zaadje van hoop planten. En dat is een begin.
Reageren