Ik wil het met u hebben over moed. Mijn naam is Saskia Goldschmidt. Ik ben schrijfster en gastspreekster voor de organisatie Na de Oorlog. Ik vertel op basisscholen en in het voortgezet onderwijs over de oorlogservaringen van mijn vader en de invloed daarvan op mij. Om de verhalen door te geven, maar ook om met kinderen te praten over wat je kunt doen als je slachtoffer of getuige bent van uitsluiting, antisemitisme of racisme. En over hoe je moed kweekt om daartegen in opstand te komen.
Mijn vader overleefde ternauwernood het concentratiekamp Bergen-Belsen. Hij was een van de tweeduizend gevangenen die in april 1945 in een trein gestouwd werd, waarmee ze twee weken door het volslagen vernietigde Duitsland reden. Vanuit het zuiden en het westen rukten de geallieerden op, vanuit het oosten de Sovjets. En die trein met in het nauw gebrachte nazi’s en hun verhongerde gevangenen baande zich een weg tussen die twee fronten door. Geen mens wist wat de SS van plan was met de gevangenen van de trein, die later bekend zou worden onder de naam Het verloren transport. Een naam waar je vraagtekens bij kunt zetten, omdat over de echt verloren transporten, de treinen vol gevangenen uit Auschwitz, nooit meer iets is vernomen.
Toen de trein op 23 april 1945 bevrijd werd bij het dorpje Tröbitz in Oost-Duitsland, was mijn vader zo verzwakt dat hij de kracht niet meer had om nog een arm op te tillen. De mensen waren gewend aan het sterven en wisten: als je dat niet meer kon, had je niet meer dan nog drie dagen te leven. Mijn vader is dankzij de Sovjets voor de poorten van de dood weggerukt en zijn kampervaringen zijn niet alleen bepalend geweest voor zijn eigen verdere leven, maar ook voor dat van ons, zijn kinderen, hoewel hij altijd zei dat hij ons niet met de oorlog heeft willen belasten.
Opgroeien in de schaduw van de Shoah naast iemand die vol zit met overlevingsschuld, is lastig. Wanneer iedere emotie wordt afgemeten aan de hel van Bergen-Belsen, leer je als kind niet dat je het recht hebt iets anders te voelen dan dankbaarheid. Verplicht gelukkig te zijn werd zo mijn opdracht, die natuurlijk gedoemd was te mislukken.
Een gruwelijk feit is dat van de 107.000 gedeporteerde Joden niet meer dan 5.000 overleefd hebben. Dat we in Nederland percentueel het hoogste aantal afgevoerde en vermoorde Joden van Europa te betreuren hebben. Het gedrag van onze bevolking, na de oorlog decennialang afgeschilderd als heldhaftig, kan gekenschetst worden als veelal opportunistische onverschilligheid. De Ariërverklaring werd getekend, men werd lid van de Kultuurkamer. En ja, mensen moesten eten, dus kun je het hen kwalijk nemen?
Er zijn uitzonderingen. Er is de terecht beroemd geworden lezing van hoogleraar rechtsgeleerdheid Rudolph Cleveringa, in november 1940, tegen het ontslag van de Joodse hoogleraren en er is de Februaristaking. Twee lichtpuntjes in de gitzwarte geschiedenis van de vijf bezettingsjaren, die gedomineerd werden door coöperatie met de bezetter, winstbejag en zelfs instemming met de verwijdering van de Joodse bevolking uit de samenleving.
Maar hier staan wij, bij het monument van De Gevallen Hoornblazer. Een monument dat herinnert aan de moord op dertig gevangengenomen mannen. Er is hier op deze plek vaker verteld over Jacoba van Tongeren, de leidster van verzetsgroep 2000. Een vrouw die in de naoorlogse geschiedenis niet de credits heeft gekregen die ze verdiende. Ze gaf leiding aan een groep van honderdveertig mensen die de moed konden opbrengen zich niet neer te leggen bij het onrecht dat zich dagelijks in de straten van de stad afspeelden. Die het onacceptabel vonden dat Nederland in september 1943 als eerste land van Europa door de nazi’s ‘Jüdenrein’ kon worden verklaard. Honderdveertig mensen die met gevaar voor eigen leven alles deden om onderduikers bij te staan. Hun daden waren even divers als hun afkomst, hun leeftijd en hun opleiding.Tot de dag dat er een inval was in het pand hierachter, op de Stadhouderskade, waar de groep samenkwam. Er was een confrontatie met een Duitse officier, die door een aantal verzetsleden werd doodgeschoten.
De nazi’s hadden goed begrepen dat represaillemaatregelen een krachtig instrument tot onderdrukking vormen. Represaille betekent weerwraak. Weerwraak voedt de angst. Een dictatuur kan alleen maar bestaan zolang de angst groter is dan de moed. Op 12 maart 1945 haalde de Duitsers dertig politieke gevangenen uit het huis van bewaring op de Weteringschans, daar waar nu roulette wordt gespeeld in het Casino. Dertig mannen, de jongste was Henk Verwoerd, achttien jaar. Een van de oudste was Jan Pleeging, achtenveertig jaar, tuinder in Beverwijk. Hij bood hulp aan onderduikers, verspreidde de verzetskrant Vrij Nederland en in zijn bollenschuur bevond zich een belangrijk ondergronds wapendepot. We mogen de dertig mannen niet vergeten. We moeten elkaar blijven vertellen wie ze waren. Ze hebben hun solidariteit, en ik gebruik dit in onbruik geraakte woord bewust, met hun leven moeten bekopen.
Op 12 maart 1945 dwongen Duitse soldaten de door hen bijeengedreven menigte, mannen, vrouwen en kinderen, tot toekijken. Wie het hoofd afwendde kreeg een stomp met de kolf van een geweer. In groepen van tien werden de mannen doodgeschoten. Hier achter me. Dertig mannen die, hetzij voor een licht vergrijp, of vanwege daadwerkelijk verzet tegen de bezetter, slachtoffer werden van de Duitse weerwraak.
Ik denk dat de meesten van de mannen die we hier nu herdenken zich zouden kunnen vinden in de stelling dat je als mens verplicht bent je te verzetten, wanneer de mensenrechten in de samenleving op grove wijze geschonden worden. Dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Niemand van ons kan beoordelen, hoe wij zelf zouden reageren. Wat doen wij, als op een dag de democratie in ons land vermoord is en we een keuze moeten maken: sluiten we onze ogen voor het onrecht omdat we hopen zo onze kinderen, kleinkinderen en ja, ook onszelf te redden? Of komen we in verzet? Durven we verboden kranten te schrijven of te verspreiden? Durven we onderduikers in huis te nemen? Een politiebureau te overvallen en uniformen buit te maken? Horen we bij de grote meerderheid van mensen die de tijd uitzit en er het beste van hoopt? Of zijn we in staat om onze angst te overwinnen?
We leven hier in Nederland nog altijd in vredestijd, hoewel aan de grenzen van Europa de oorlog alweer is aangeloeid. En aan de andere kant van de Middellandse zee grote groepen mensen lijden onder ons wegkijken. Wij zouden ons in deze tijd moeten trainen in het overwinnen van onze angst. In het voeden van onze moed. Want, hoe meer de onverdraagzaamheid op onze deuren bonst, hoe meer we een moedig volk nodig hebben. Een volk dat bereid is zijn privileges in de waagschaal te stellen. En dat ondanks de onvermijdelijke angst in verzet durft te komen. We moeten ons oefenen in moed. En we kunnen ons voeden met de verhalen van de mensen die ons voorgingen, zoals de dertig mannen die we hier vanavond herdenken. Allemaal, of hun motivatie nu de zucht naar het avontuur is geweest, de drang zich te weer te stellen, de noodzaak om onrecht te bestrijden: allemaal zijn ze in verzet gekomen. Allemaal hebben ze de hoogste prijs betaald.
Ik spreek hierbij de hoop uit dat ieder van ons zich zal trainen in het vertonen van moed. Dat kunnen wij in onze eigen kleine wereld. Want rechteloosheid, discriminatie, racisme en antisemitisme is niet iets van toen. Helaas. Alleen door het trainen van onze moed, elke dag: op straat, in de klas, op het werk, bij de ingang van de disco, in de tram, kunnen we dappere mensen worden. De brute moord op de dertig mannen was wreed en zinloos. Maar betekenisloos is hij niet, zolang wij erbij stil blijven staan en daaruit de kracht halen om een verschil te maken. Opdat het eeuwige streven, de zo vaak uitgesproken woorden Nooit Meer, eindelijk eens tot werkelijkheid zouden kunnen uitgroeien.
Reageren