De film Het verloren transport mengt feiten en fictie zonder daar helder over te zijn. Niet doen, schrijf ik in Trouw van 4 mei 2023.
Omdat ‘echt gebeurd’ nu eenmaal goed verkoopt, biedt ook de Holocaust filmmakers een geschikt decor voor hun verhalen. Maar het vervagen van de grenzen tussen werkelijkheid en fictie kan hier wel kwalijke gevolgen hebben. Dat lijkt me het geval bij de film Het verloren transport, die in deze krant een viersterrenrecensie kreeg (Trouw, 20 april). Over de vraag hoe feit en fictie hier werden vermengd, schrijft de recensent niets, terwijl daar wel aanleiding toe is.
Voor haar verhaal heeft Saskia Diessing, de regisseuse, een historische gebeurtenis uit 1945 tot onderwerp gekozen: de aankomst van een trein vol doodzieke gevangenen uit Bergen-Belsen bij het Oost-Duitse dorpje Tröbitz. Mijn vader was een van van die gevangenen. Zijn vrouw Renate Laqueur heeft de tocht beschreven in haar Dagboek uit Bergen-Belsen.
De titel van Diessings film, Het verloren transport, verwijst naar de naam die na de oorlog aan de trein gegeven is, omdat hij gestrand was achter de Russische linies. Een paar weken wist men in het Westen niet wat ermee gebeurd was. De titel, het gebruik van de echte dorpsnaam Tröbitz en het realistische kaartje dat de film toont, suggereren dat we gaan kijken naar een waar gebeurd verhaal.
Intieme scène
Er is een intieme scène tussen Simone, de Joodse overlevende, en haar verzwakte man die elkaar, na een dag of twee in een Duits huis gebivakkeerd te hebben, beminnen. Dan moet het toch wel zijn meevallen met die verhongering, denk je dan, als je na een paar dagen alweer een wip kunt maken.
In haar dagboek schreef Renate Laqueur hoe ze op een nacht wakker wordt, bijna drie weken na de bevrijding. Ze hoorde haar man (mijn vader) draaien in bed. Geschrokken vraagt ze wat er aan de hand is. Hij antwoordde: “Ik kan weer bewegen. Kijk, ik kan mijn arm optillen, ik kan mijn hoofd oprichten, mijn been draaien. Nee, zitten kan ik nog niet.” Het duurde maanden voordat ze voldoende waren aangesterkt om de reis naar huis te ondernemen.
Als een van de inspiratiebronnen voor haar film noemt Saskia Diessing het dagboek van Renata Laqueur. Er wordt zelfs een zinnetje uit haar dagboek letterlijk geciteerd.
Natuurlijk staat het iedere maker vrij om een film te maken zoals ze wil. Maar door zo mee te liften op de werkelijkheid in plaats van helder te zijn over het fictionele karakter van je verhaal, raak je niet alleen aan gevoeligheden van overlevenden of nabestaanden, maar kun je ongewild ook meewerken aan het romantiseren van de Holocaust. En dat is problematisch, zeker in een tijd waarin de Holocaust steeds meer gebagatelliseerd en in twijfel wordt getrokken.
Ik werk als gastspreker bij de organisatie Na de Oorlog. Wij geven gastlessen op scholen, vertellen de verhalen van onze families en voeren gesprekken met leerlingen over de Holocaust. Die gaan over de mechanismes die een genocide mogelijk maken, en dus ook over uitsluiting en racisme. Wij merken hoe belangrijk deze lessen zijn, ook omdat veel leerlingen onder invloed van boeken en films, zoals De jongen in de gestreepte pyjama, een fictieve werkelijkheid voor waar aannemen. Ik vind het schokkend dat recensenten en media-instellingen kritiekloos het door de makers van Het verloren transport verspreide narratief overnemen.
Zonder kritische noot
NTR is medeproducent, Nieuwsuur besteedde aandacht aan de film zonder één kritische noot. Johannes Houwink ten Cate, emeritus-hoogleraar Holocauststudies, onderstreepte desgevraagd het belang van de film. Ik betwijfel of hij hem gezien heeft. Dit alles is kwalijk.
Door als krant, nieuwszender of publieke omroep kritiekloos mee te gaan in een geromantiseerd narratief, wekken we onterecht de indruk dat deze film de waarheid benadert. En dat terwijl we ons allemaal de hersens breken over hoe we mensen mediawijsheid kunnen bijbrengen. Als kwaliteitskranten en de publieke omroep daar zelf zo onzorgvuldig mee omgaan, is het einde zoek.
Reageren